1. Verwarm de oven op 120 graden.
2. Dep de koteletten droog en smeer ze in met de mosterd. Kruid royaal met peper en zout.
3. Leg de koteletten op een bakpapier op een rooster in de oven en laat ze langzaam garen tot ze een kerntemperatuur van 60 °C bereiken (ongeveer 45 minuten). Gebruik een kernthermometer, meten is weten! Draai ze na een half uurtje om
4. Pel en snipper de sjalotjes en de tenen look fijn.
5. Smelt wat boter op een middelmatig vuur in een steelpan. Fruit de fijngesnipperde sjalot en look in de boter, laat ze niet bruin worden.
6. Voeg de appelcider toe en laat 3-5 minuten inkoken zodat de alcohol verdampt.
7. Voeg nu de room, 1 eetlepel graantjesmosterd en de takjes verse tijm toe.
8. Laat de saus zachtjes inkoken, proef op het einde en kruid met peper en zout.
9. Ondertussen maken we het slaatje.
10. Snij de komkommer en de appels met schil in julienne.
11. Doe de julienne in een mengkom en meng er de koffielepel limoensap door. Doe er de yoghurt bij, meng alles goed.
12. Proef en kruid de sla met peper en zout.
13. Zet de salade opzij in de koelkast.
14. Neem een dikke koekenpan en wrijf deze in met wat zonnebloemolie. Verhit de pan op een hoog vuur.
15. Zodra de pan goed heet is, leg je de koteletten erin en bak je ze 30-45 seconden per kant tot ze een mooie goudbruine korst krijgen.
16. Haal de koteletten uit de pan en laat ze 5 minuten rusten.
17. Serveer samen met de mosterd-cidersaus en de frisse salade, heel lekker met kroketjes!
